Juridische Nieuwsflits november 2016 Terug naar nieuwsoverzicht
-
Editie november 2016
De aanzegvergoeding
Sinds 1 januari 2015 is in artikel 7:668 van het Burgerlijk Wetboek de ‘aanzegverplichting’ ingevoerd: Uiterlijk een maand voor afloop van een tijdelijk contract dat zes maanden of langer duurt, dient de werkgever schriftelijk aan de werknemer kenbaar te maken òf en zo ja onder welke voorwaarden hij met de werknemer door wil. De bedoeling van de wetgever is dat een werknemer op deze manier tijdig kan omzien naar ander werk zodat hij niet is aangewezen op een werkloosheidsuitkering.
Wanneer de werkgever in het geheel niet aan deze verplichting voldoet, moet hij een maandsalaris betalen. Wanneer hij er wel aan voldoet maar zulks niet tijdig doet, wordt de boete pro rato berekend over de periode dat hij te laat is. Geeft een werkgever op 15 januari aan dat een jaarcontract per 1 februari niet verlengd wordt, dan is hij 15 dagen te laat en is de boete dus een half maandsalaris.
Anders dan bij de transitievergoeding, worden bij de aanzegtermijn de vakantiebijslag en de vaste eindejaarsuitkering niet tot het maandsalaris gerekend. Wel wordt eventuele provisie, zoals dat is ontvangen over de voorgaande twaalf maanden, meegenomen. Het gaat dus om het bruto uurloon maal het gemiddeld aantal uren per maand plus de eventueel ontvangen gemiddelde provisie.
De werknemer heeft drie maanden de tijd om een verzoekschrift bij de kantonrechter in te dienen teneinde de aanzegvergoeding te vorderen. De termijn begint te lopen op de dag dat de verplichting ontstaat, dus een maand voorafgaand aan de beëindigingsdatum. Dit betreft een vervaltermijn: Is het verzoek niet tijdig ingediend, dan vervalt het recht om de vergoeding alsnog op te eisen.
Schuldenaar is tijdens schuldeisersverzuim in beginsel geen bedongen rente verschuldigd
De bedongen rente die de schuldenaar tot de leveringsdatum van een zaak verschuldigd is, loopt in beginsel niet gedurende het schuldeisersverzuim ; uit de rechtsverhouding van partijen kan evenwel anders voortvloeien.
Uitkering interimdividend kort voor faillissement; bijzondere bewijslastverdeling
Bij de beoordeling van de vraag of een vennootschap over voldoende vrije reserves beschikt voor een tussentijdse dividenduitkering in de zin van art. 2:216 BW dienen de vastgestelde jaarrekeningen tot uitgangspunt.
Curatoren stappen steeds vaker naar de rechter
Omdat de rechten van schuldeisers bij een faillissement vaak onevenwichtig zijn verdeeld in het voordeel van de banken, stappen bewindvoerders en curatoren vaker naar de rechter.
Sinds Wet DBA nauwelijks nog modelcontracten
Opdrachtgevers werken sinds de Wet DBA nauwelijks nog met modelovereenkomsten voor zzp’ers. Een op de tien wil het werken met zzp’ers vervangen door andere inhuurmogelijkheden als payrolling.
|
||||||
|