Het nieuwe ontslagrecht is nu ruim een jaar geleden in werking getreden. Heel voorzichtig kunnen er uit de rechtspraak van de laatste maanden conclusies worden getrokken. Eén van deze conclusies is dat het aantal afwijzingen van verzoeken van de werkgever om de arbeidsovereenkomst te beëindigen sterk is toegenomen. De in dit verband genoemde percentages naar aanleiding van verrichte onderzoeken variëren nogal. Het percentage afgewezen ontbindingsverzoeken lijkt rond de 25% te liggen. Zelfs worden percentages van 30% genoemd. En dat is veel; heel veel! In het oude ontslagrecht lag dat percentage namelijk onder de 10%.
In het ‘oude’ ontslagrecht moest er sprake zijn van een gewichtige reden om tot beëindiging te kunnen overgaan. Een rechter kon flexibel omgaan met de invulling van dat begrip. Was er aan de zijde van de werkgever sprake van een (te) “dun” ontslagdossier kon de rechter toch oordelen dat partijen niet meer door één deur konden (een vruchtbare voorzetting van de samenwerking was dus niet meer mogelijk, zo werd er dan gezegd), maar kon de rechter de werknemer aan de andere kant wel tegemoetkomen door een hoge(re) beëindigingsvergoeding aan de werknemer toe te kennen. Aan deze flexibiliteit van de rechter is nu volledig een einde gekomen. De wet somt nu limitatief de ontslaggronden op.
Ook voor het kindgebonden budget zoals dat vóór 2015 bestond, geldt dat dit niet wordt verdisconteerd in de behoeftebepaling van het kind, maar in de draagkrachtbepaling van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt.
Een artikel 12-procedure, waarmee het gerechtshof het Openbaar Ministerie de opdracht kan geven een misdrijf toch te vervolgen, duurt vaak langer dan de 6 maanden die betrokken instanties voor ogen hebben. Dit komt vooral door de complexiteit van de procedure, maar ook omdat tijdens de procedure verschillende organisaties van elkaar afhankelijk zijn en op elkaar zitten te wachten.
Het kabinet stelt dat ouderen die vinden dat hun leven voltooid is hulp moeten kunnen krijgen bij zelfdoding. Ministers Edith Schippers van Volksgezondheid en Ard van der Steur van Justitie lichten het voorstel in een brief aan de Tweede Kamer toe. Het wetsvoorstel kan pas door een volgend kabinet worden behandeld.